
Hagen in alle soorten
Een tuin is van oorsprong een omheind stuk grond. De mooiste en oudste manier van omheinen is met een levende plantenhaag. Dat deden onze voorouders al in de prehistorie. Een veldje werd geruimd en in de randen liet men ondoordringbare vaak stekelige bomen en heesters dicht op elkaar groeien. Rond weiden voor rundvee gebeurde hetzelfde.
Een beetje geschiedenis...
Al gauw werden hagen ook de apotheek voor hun bezitters, omdat veel haagplanten geneeskrachtige stoffen bevatten en er nog veel meer geneeskrachtige planten tussen en onder opschieten. De boerinnen van vroeger wisten daar alles van.
En de vroegere boeren gebruikten takken en stammen uit de hagen als ‘geriefhout’ in hun bedrijf: voor het (in de lange winters) maken van gereedschappen, houtsnijwerk, het opknappen van huis en schuren en uiteraard als brandhout.
Uit de middeleeuwen is uit sommige streken nog de regel bekend dat de (vaak meidoorn) hagen zo hoog moesten worden gesnoeid dat een man te paard er overheen kon kijken. Zo kon de landeigenaar zien wat zijn ‘horigen’ op de velden uitspookten.
Knotbomen ontstonden door snoei (voor een periodieke oogst van stevige takken) boven de vraathoogte van het vee. Hoge hagen dien(d)en als wind- en in sommige streken ook als sneeuwkering.
Lage haagjes van Buxus weerden konijnen uit beplante perken (dat wisten de oude Romeinen al).
Prachtige, ambachtelijke technieken en speciaal gereedschap (o.a. een hiep, een soort bijltje) werden ontwikkeld om (de hier en daar nog steeds bestaande of nieuw gemaakte) vlechtheggen te maken. Beroemd zijn ook de zogenaamde Zeeuwse hagen met meidoorn, sleedoorn, wilde rozen enz. Een haag kan ‘los’ zijn (breed en versprongen geplant, vaak uitbundig bloeiend) of strak en architectonisch worden geschoren. Aan jou de keus!
Prachtige hagen maken
Dat kan met heel veel goed snoeibare soorten bomen en heesters. We noemen er enkele:
De haagbeuk (Carpinus betulus): groeit dicht met sterke takken, maar verliest ’s winters zijn beukachtige blad.
De beuk (Fagus sylvatica, met groen of rood blad): houdt dat blad prachtig goudbruin verkleurd, de hele winter aan tot het nieuwe blad verschijnt.
De veldesdoorn of Spaanse aak (Acer campestre): met zijn handvormig gelobde blad is net zoals de vorige soorten ook geschikt voor hoge hagen en doet het goed in de schaduw (prachtige gele herfstkleur!).
Buxus: is er in veel soorten. Voor lage haagjes zijn cultivars van de soort B. sempervirens en dan vooral ‘Suffruticosa’ het best geschikt. Deze plant wordt tegenwoordig geteisterd door de onvoorbiddelijke buxusmot.
De venijnboom (Taxus): is een conifeer die zich strak laat snoeien. Er zijn soorten (T. baccata, T. × media) en cultivars voor hoge tot lage taxushagen.
Levensbomen (Thuja): zijn prachtige haagconiferen met geschubd blad en verkrijgbaar in tal van loofkleuren: geel, groen, grijs enz. Hemlock- of scheerlingsdennen (Tsuga) zijn minder bekend als haagplant, maar diverse cultivars van deze coniferen met hun hangende toppen (‘Greenwood Lake’) lenen zich daar prima voor.
Cupressocyparis leylandii: is de bekende snel groeiende leyland-cipres.
Olijfwilgen: o.a. de groenblijvende Elaeagnus × ebbingei bloeien heerlijk geurig (deze soort wit in oktober-november) en ze kunnen uitstekend tegen zoute zeelucht.
De liguster (Ligustrum): kent iedereen als groenblijvende haagplant, maar veel minder bekend zijn bijv. de geelbladige (L. ovalifolium ‘Aureum’) en witbonte (‘Argenteum’) cultivars.
Hagen planten
- Voor de meeste soorten haagheesters kunt u bij jonge aanplant uitgaan van 5 planten per strekkende meter. Hoe kleiner de soort, des te meer planten. Bij Buxus kan dat oplopen tot 8 à 10 planten per strekkende meter.
- September is een goede periode om (met kluit geleverde) hagen te planten.
- Snoei loofsoorten direct na het planten (voor goede uitgroei), coniferen niet.
- Na het inplanten de eerste paar weken extra water geven.